Met bevroren handen en een vlek chocomel op mijn sjaal kwam ik de collegezaal binnen. Positieve Psychologie stond op het scherm geprojecteerd. ‘Leven gelukkige mensen langer dan ongelukkige mensen?’ ‘Hoe kom je na een tegenslag weer op de ‘happy track’?’
Toen ik dit op de collegeslides las, besefte ik dat vragen zelf vaak boeiender zijn dan de antwoorden erop. Een happy track? Zou dat een soort leidraad voor ons leven moeten zijn? Terwijl de hoogleraar uitlegde dat de levensverwachting van gelukkige mensen inderdaad hoger ligt dan dat van ongelukkige mensen, dwaalde ik af met mijn gedachten.
Ik had iets langer stil willen staan bij wat geluk nou eigenlijk is. Van alle kanten hoor ik namelijk wat anders: volgens reclameborden wordt geluk soms gegoten in blikjes, zelfhulpboeken weten het te verdelen in hoofdstukken… Ook zou het passen in een tijdschema: voor een werkgroep die ik vorig jaar volgde, had ik de opdracht gekregen om vier dagen lang ‘mijn geluk te registreren’. Voor elk geluksmoment moest ik een streepje zetten in het schema, om die vervolgens om te rekenen in minuten.
Halverwege dag één kwam ik echter tot het besef dat de term ‘geluksregistratie’ een oxymoron is. Is geluk niet juist het verliezen van de notie van tijd?
Deze opdracht past in elk geval erg in het plaatje van de manier waarop er tegenwoordig over geluk wordt gedacht. Elk geluksmoment dat passeert, voelt zich bekeken. Wat niet vreemd is, er wordt immers constant een lens op gericht. Ook speelt de jacht op geluk een belangrijke rol in de populaire mindfulness-oefeningen, zoals voor het slapengaan drie momenten noteren waar je die dag dankbaar voor was. Met bonuspunten voor wie positieve toekomstscenario’s visualiseert.
Denkend aan hoe ik die ochtend aan het bevriezen was op Leiden Centraal, vroeg ik me af waarom we geluk niet even een break gunnen, en in plaats daarvan het gevoel van onbehagen najagen. Ik bedoel, zonder die kou had ik nooit zo van mijn warme chocomel genoten.