‘Bacalhau, bacalhau!’ Lopend door de straten van Albufeira werd ik met deze woorden nageroepen door een restauranthouder. Verward keek ik om, wat zegt hij nou? Bacalhau… bakkeljauw… oh, natuurlijk, kabbeljauw! Tijdens mijn vakantie ben ik erachter gekomen dat er grappige overeenkomsten bestaan tussen het Nederlands en het Portugees. Afrekenen doe je aan de caixa, een mandarijn is um mandarim en het woord cavia is in beide talen hetzelfde.
Toen het ’s middags te heet was om naar buiten te gaan, zapte ik langs Portugese tv-zenders en probeerde ik een kinderprogramma te volgen. Alles wat ik kon koppelen aan andere talen was makkelijk te verstaan en ook woorden die geen leenwoorden waren herkende ik soms. Het is mooi hoe geleidelijk taalverwerving gaat.
Om de tekenfilm beter te begrijpen, zou ik mijn vocabulaire echter uit moeten breiden. Het blijkt dat we met 1000 woorden 70% van een taal kunnen beheersen… Zal ik dan maar beginnen met elke week 30 woordjes te stampen?
In het schoolse taalonderwijs is dit een gangbare praktijk. Echter is het niet de meest effectieve: als het gaat om woordjes die we voor het eerst leren, zullen ze door middel van stampen niet snel in ons langetermijngeheugen worden opgeslagen.
Taalverwerving berust vooral op het creëren van patronen. Een team van Leidse onderzoekers heeft hier onderzoek naar gedaan en kwam erachter dat ons brein in de eerste instantie bezig is met het ontdekken van regelmatigheden in de taal die we krijgen aangereikt. Pas in een volgende fase gaan we regels afleiden en informatie opslaan in ons langetermijngeheugen.
Idealiter leer je vocabulaire dus door van alles te lezen en te beluisteren in de doeltaal, zodat je hetzelfde woord in zoveel mogelijk verschillende contexten ziet. Vorig jaar heb ik bijvoorbeeld een Portugese agenda gekocht, waardoor ik nu alle dagen van de week ken. Maar je kan bijvoorbeeld ook je telefoon in de doeltaal zetten. Voor grammatica geldt hetzelfde; naarmate je bekend raakt met de taal (geschreven en gesproken), ga je vanzelf regelmatigheden herkennen. Op dat moment kun je opzoeken of er sprake is van een grammaticaregel. Er is dus een uitgebreide inputfase en eigen nieuwsgierigheid nodig.
Rijtjes en uitgangen ‘leren’ zonder die herkenning, als geïsoleerd onderdeel van de taal, past niet bij hoe ons brein functioneert en moeten we in het schoolse taalonderwijs vermijden. Iets wat ik meeneem voor mijn lessen van volgend schooljaar. Voor nu: Boas Festas!